Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
taalbeschouwing teksten met klankconventies

 

vorm en klank van taal: Klas 5 teksten met klankconventies


In de klas staat het vol met instrumenten. Grote Afrikaanse trommels, pauken, een marimba. De klas repeteert voor een Grieks toneelstuk waar de koorstukken telkens in hexameters gesproken door trommels worden ondersteund. Plotseling gaat het gesprek in de taalles over hoe het eigenlijk gelukt is om die stukken tekst op dat specifieke ritme te schrijven. Op mijn bewering dat zij dat zelf ook heus kunnen, wordt wat smalend en ongelovig gereageerd. Dat vraagt om een bewijs. Ik klap in mijn handen
–v-v--(lang, kort, lang, kort, lang, lang) En vraag wat je daar nu eens op zou kunnen zeggen.

Thalia:

"Lekker naar beneden.

Kim:

Ik wil even wachten.

Dorus:

Mag ik naar me moeder?"

Veel gelach, er zijn steeds meer kinderen die hun voorbeeld willen laten horen.
Nu wissel ik van ritme (v-v-v--) en vraag iedereen om eerst zelf één of meer zinnen op een kladblaadje te schrijven die op dat ritme passen. Alle kinderen schrijven en vragen elkaar soms fluisterend om raad. Omdat het niet om rijm gaat of om inhoud lukt het iedereen om binnen vijf minuten een zin te hebben. We maken een snelle ronde door de klas, waar steeds meer verbazing ontstaat over het eigen kunnen. Tenslotte geef ik het laatste ritme -vv-vv--; de hexameter. Nu zijn er maar iets meer dan vijf minuten nodig voordat iedereen een zin heeft verzonnen. We spreken af om de laatste keer afwisselend het ritme met de instrumenten te laten horen en dan een kind de eigen zin te laten zeggen, net zolang totdat iedereen geweest is. De kinderen verdelen de instrumenten en we spreken de volgorde af. Ondanks dat we nog helemaal niet hebben gekeken naar de volgorde van de zinnen en naar welke inhoud er eigenlijk klonk, was het toch al een zeer indrukwekkende uitvoering voor elkaar. De kinderen waren er stil van.

 

(In schema 2. vorm en klank van taal: Klas 5 teksten met klankconventies)

vorm en klank van taal: Klas 3 interpunctie)
De kinderen leren dat je bij opsommingen telkens een komma schrijft, behalve na het laatste en het één na laatste woord, daar komt het woordje en. Om dit in de vingers te krijgen en om de kinderen wat hersengymnastiek te bezorgen, geef ik de opdracht om telkens vier woorden te verzinnen en de klas te laten uitzoeken welk van de vier woorden er niet bij hoort. Zo oefenen ze intussen ook categoriseren. En het is een leuk spelletje.

Tamara:

"Meester, juffie, helpjuffie en bord

Timme:

Bord

Juf:

Misschien is het nog een aanvulling als je zegt waarom

Timme:

Omdat die er niet bij hoort.

Akeo:

Omdat die meester, juffie en helpjuffie iets met school doen. Hè, maar het bord ook

Tamara:

Hun leven en het bord niet.

Timme:

Slapen, snikken, sneeuw en gehakt. Die is heel makkelijk.

Renze:

Gehakt

Eva:

Renze waarom heb jij gehakt gekozen?

Renze:

Die begint niet met een s.

Akeo:

(die even het gesprek leidt)
Heeft iemand hier nog een mogelijkheid?

Rebecca:

Slapen

Mathilde:

Ja, want slapen kan je niet eten en sneeuw en gehakt wel.

Rebecca:

O nee, we zijn snikken vergeten; het kan niet.

 

Soms komen spelling en woordsoorten voorbij.

Ilios:

Vissen, gekken, deken en reppen

Ava:

Vissen

Akeo:

Waarom?

Ava:

Begint met een v. Er zit een i in, bedoel ik

Marinde:

Deken en ik weet ook waarom. Want de rest is een werkwoord.

Ilios:

Het was niet de reden, maar het was wel deken. Dat was
namelijk de enige met een zonneklinker in het midden.

 

Soms moeten de kinderen lang zoeken:

Ruben:

Dak, schoorsteen, raam en regenpijp. Je moet niet de dames
naast mij hebben, want die weten het al.

Ilios:

Dak, want dat heeft een grotklinker.

Ruben:

Ik had iets anders.

Thomas:

Raam, want die heeft niets met een dak te maken, omdat het ook
van glas is.

 

(Ruben schudt zijn hoofd.)

Juf:

Ik zal jullie helpen, ik heb een voorbeeld dat er op lijkt: huis,
kamer, vloer en plafond. In mijn voorbeeld hoort huis er niet bij.

Mathilde:

Dan hoort bij Ruben dak er niet bij, want alles kan aan of op een
dak zitten en bij jou hoorde alles in het huis."
(Ruben knikt bevestigend)